Margot Berkman | Portfolio Tags margotberkman
428
archive,tax-portfolio_tag,term-margotberkman,term-428,ajax_fade,page_not_loaded,,select-child-theme-ver-1.1,select-theme-ver-2.4.1,vertical_menu_enabled, vertical_menu_transparency vertical_menu_transparency_on,wpb-js-composer js-comp-ver-6.2.0,vc_responsive

Hebban olla Vogele Nestas Landgoed Pingjum 2010

Afmeting: 3,5 meter x 2,5 m (ensemble van twee delen)

 

Mevr. M. Guise’s woorden bij de onthulling:

 

‘Zoals jullie weten vertoef ik bij tijd en wijlen in Pingjum. In mijn prachtige tuin dool ik, lees ik, knip en snoei ik. Ik snuif de lucht op van het Friese Land. Dát doet me goed.

 

Achter in mijn tuin stond vroeger een achtkantige volière, vol exotische vogeltjes als ik de verhalen mag geloven. Toen ik tien jaar geleden hier kwam wonen, was het stenen fundament het enige wat er nog aan herinnerde. Margot Berkman is beeldend kunstenaar en heeft de laatste jaren beelden gemaakt, die mij inspireren. Ze zijn lieflijk en elegant; ze nemen je mee en laten je gedachten spelen. Het zijn vaak sprookjesachtige figuren die verwijzen naar de grotere verlangens van dit leven. Háár heb ik gevraagd om eens in mijn tuin rond te kijken om voor mij een kunstwerk te maken. Margot heeft gefotografeerd en geschetst, heeft hier gewerkt en gelogeerd. In haar werkwijze nemen de plek waarvoor ze iets maakt en de verhalen die een opdrachtgever vertelt, een belangrijke plaats in. Margot vertelde mij dat mijn liefde voor de literatuur, de contemplatie in mijn Hof, mijn paradijs en mijn liefde voor de natuur de inspiratiebron vormden voor het kunstwerk.

 

Margot Berkman vertelt: Mijn inspiratiebron, de middeleeuwse tapijtenserie ‘La dame à la Licorne’ vertelt middels het zesde kleed getiteld ‘A mon seul Désir’ over de universele liefde en het verlangen tot contemplatie. De oude pastorie en de 12e eeuwse gotische kerk van Pingjum, het verlangen naar dáár te zijn en de weidsheid en rust van het landschap onderstrepen dat idee. De titel van het kunstwerk ‘Hebban olla vogele nestas’ is ontleend aan de oudste dichtregel uit de Nederlandse literatuur:

 

Quid expectamus nunc
Abent omnes volucres nidos inceptos nisi ego et tu
Hebban olla vogele nestas hagunnan hinase hic
Enda thu wat unbidan we nu

(12 e eeuw, anoniem)

 

Gerrit Komrij heeft er in zijn bundel ‘in Liefde Bloeyende’ zo prachtig over geschreven: ‘Zijn alle vogels aan hun nesten begonnen- behalve ik en jij- waar wachten we nu op?’ Hij onderzoekt de betekenis van dit allereerste Nederlandse zinnetje dat gevonden is op een schutblad van een boek uit de benedictijner abdij van Rochester in het Engelse Kent. Is het een minnedichtje, gaat het over het verlangen naar de warmte van het klooster of gaat het over een mystiek Godsverlangen?Of was het gewoon een monnik met lentekriebels en was dit zinnetje slechts een ‘probatio pennae?’ De verliefde monnik die dichter geworden is. Komrij schrijft: ‘Lees het zinnetje zoals het er staat. De ritmische en emotionele sequentie, gevat in een metafoor- ik en jij zijn als vogels- maakt dit heldere gedachtenbeeld in een spanningsveld van klanken tot lyriek, tot een gedicht.’

 

Zou het zo kunnen zijn dat de dichter van de regels in de 12e eeuw dit schreef vanuit de toren van de kerk in Pingjum? Het kunstwerk bestaat uit twee delen. Het eerste beeld (h:3,5m) staat op de achtkantige fundering van de oude volière. Het is een tentje, een poortvorm met daarin een paradijslijke vogel. Het tentje is bedekt met rozen. Het lijkt op het haagje van de ´Hortus Conclusus´, de besloten tuin. Verderop achter het hek in het tweede deel van de tuin, daar waar de volle fruitboompjes vrucht dragen, staat een tweede vogel. De vogels kijken elkaar aan. Zij weten wat de monnik geschreven heeft.